Rio de Janeiro (1)

Niek Kruisheer

Op maandagmiddag 13 oktober 2014 heb ik afgesproken met Adolfo Ibañez voor een hotel in het centrum van Rio de Janeiro. Adolfo is architect en fotograaf. Ik schat hem op ongeveer 30 jaar, en hij is vandaag mijn gids. Een week eerder heb ik hem gevonden en geboekt via artchitectours.com.br . Een in Spanje gevestigd bureautje dat je kan helpen een kunst- of architectuurgids te vinden in de hele wereld.

Als ik aan kom lopen zie ik Adolfo nog haastig het door Artchitectours aangeleverde programma doorkijken. Zelf heb ik de recent bij Architectura en Natura aangeschafte “Architectural Guide Brazil” bij me (Laurence Kimmel, Bruno Santa Cecilia en Anke Tiggemann”, DOM publishers). Adolfo is wat nerveus: ik ben zijn eerste klant ooit. Omdat ik zondag, mijn eerste dag in Rio, tegen mijn eigen verwachting in, al heel wat hoogtepunten heb bezocht en er op de lijst van Artchitectours veel laat- en postmoderne gebouwen staan die me niet zo interesseren stel ik tot opluchting van Adolfo voor dat hij mij laat zien wat hij zelf interessant vind. Het zou een geweldige middag worden.

We lopen naar het Parque do Flamengo, een fenomenaal stadspark aan de kustzone van het centrum, aangelegd tussen 1960 en 1965 met de grond die vrij kwam met het afbreken van een complete heuvel in het stadscentrum en het graven van tunnels. Eén van die bijna ongelooflijke, moderne operaties die in Brazilië in die jaren zijn uitgevoerd met de stad Brasilia als hoogtepunt. Met het verwijderen van de zo typische steile heuvel nam het bebouwbaar oppervlak in het centrum toe, de tunnels verbinden het centrum met Copacabana en Ipanema. En de landfill aan de kust vormt nu een stadspark van maar liefst 1.200.000 m2. Er wordt druk gejogd en gefietst en gewandeld en het is er, volgens Adolfo, veilig op dit uur van de dag. Hij raad mij af om er ’s avonds alleen heen te gaan, en dat geldt voor het gehele centrum.
 

Het park is ontworpen door landschapsarchitect Roberto Burle Marx, een naam die in Brazilië even bekend is als die van Oscar Niemeyer, en die, zo zou ik later in Brasilia ervaren, een onmisbare toevoeging heeft gedaan aan de moderne stedenbouw.
In het park bezoeken we het Monumentos aos Pracinhas. Een omvangrijk, brutalistisch gebouw, van verre zichtbaar dankzij een ongeveer 30 meter hoog landmark. Het wordt 24 uur per dag en het hele jaar door bewaakt door een erewacht en bevat de graven van alle Braziliaanse slachtoffers van de tweede wereldoorlog: 468. Het is een van de weinige nationale gebouwen dat nu eens niet door Oscar Niemeyer is ontworpen.

 

Adolfo spreekt vol overgave zijn bewondering uit voor het monument, de architecten Hélo Ribas Marinho en Marco Konder Netto, en het brutalisme in het algemeen. Hij bewondert de constructieve logica, het eerlijke materiaalgebruik, de monumentaliteit. Ik blijf me verbazen over de grootte van dit gebouw zonder noemenswaardig programma. (letterlijk) Daarnaast zien we het eveneens brutalistische Museu de Arte Moderna van Alfonso Eduardo Reidy uit 1959. Gesloten wegens onderhoud. 

 

In de loop van de middag lopen we langs het Gustavo Capanema Palace, een echte le Corbusier. Ik leer hier dat het beton in Brazilië bekleed is met natuursteen in de Portugese traditie.  En ik vind er het tegeltableau waar ik in mijn vissen-overhemd tegen weg val. 

Het centraal in de stad gelegen hoofdkantoor van Petrobrás, is Alfonso’s lievelingsgebouw. 

We lopen langs een spectaculaire 19e eeuwse suikertaart waarvan mijn fotograferen door Alfonso wordt gedoogd.

We beschouwen de talloze varianten van zonwerende gevels, bezoeken het restant van de stad in koloniale stijl en eindigen het museum de Arte do Rio. Een verbazingwekkend ensemble van een 19e en 20e eeuws monument onder een zwevend laken, daar in 2010 aan toegevoegd naar ontwerp van Bernardes+Jacobsen Arquitectura bij de transformatie van beide gebouwen tot museum. 

Het is al donker en de excursie is afgelopen maar Adolfo neemt me mee naar een in een boek- en muziekwinkel van vrienden en we drinken daar koffie. Ik koop er het boek “arquitetura moderne carioca 1937-1969” (InstItuto  Cultural Sergio Fabel, 2013); een voorbeeldige uitgave met prachtige  fotografie, helaas in het Potugees. En ik koop een CD van Hamilton de Holanda, vanwege zijn naam natuurlijk, maar de aankoop wordt door Adolfo en zijn vrienden hartelijk ondersteund. ’s Avonds, alleen in mijn B&B, zou de muziek mij tot tranen toe ontroeren. zie video 

Thuis denk ik na over het grote verschil tussen de Braziliaans moderne stad, die lijkt te werken, soms zelfs verassend aangenaam is en mooi, en de meestal treurige voorbeelden in Nederland. Ik begin te vermoeden dat de weerbarstige topografie van Rio met zijn steile bergen, gekromde baaien en taaie natuur daar veel me te maken heeft: de stad en haar gebouwen moeten zich er naar voegen, zelfs de moderne.

De excursie heeft mij nog meer geleerd:

// Er is meer moderne architectuur dan die van de alom aanwezige Oscar Niemeyer (al is het te weinig)

// Brutalisme wordt om zijn autonomie en als breuk met het zwierige en figuratieve functionalisme van Oscar Niemeyer bewondert door de jongere generaties (zou later in Brasilia bevestigd worden)

// Voor contemporane architectuur (Grupo SP, R. Fidalga, …) moet ik later dan maar eens naar São Paulo.

// Er is meer Braziliaanse muziek dan Samba (veel meer)

Op zondag bezocht ik al Niterói met onder meer het iconische Museum de Arte Contemporānea van Oscar Niemeyer. 

En ook het, een op twee jonge gidsen volkomen verlaten “instituut voor de jeugd”, in de vorm van, zo bepaalde Oscar, een liggend naakt met spiraaltje.